“LEERSTOELEN VOOR JONGE ACADEMICI IN CONGO” MET SUCCES AFGEROND IN 2015

Twee laureaten van de Stichting “Leerstoelen voor Jonge Academici in Congo” behaalden in december 2015 hun doctoraat. Deze Stichting werd in 2006 opgericht door het emertiforum KU Leuven onder impuls van  Prof. Jan Dequeker. Het initiatief was een uitloper van de viering van het vijftigjarig bestaan van de medische faculteit van de Université de Kinshasa (UNIKIN, het vroegere Lovanium) in 2004. Het doel van deze beurzen was het klinische wetenschappelijk onderzoek in Congo terug leven in te blazen als onderdeel van de generatiewisseling die er op dat ogenblik zat aan te komen. Voor dit werk kreeg prof. Jan Dequeker op 23 oktober  2009 een eredoctoraat van UNIKIN.
De Stichting werd later overgenomen door het Universitair Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking (UNIFOS),  de voorloper van het huidige Marc Vervenne Fonds,

Drie beurzen werden toegekend aan de Faculteit Geneeskunde van UNIKIN  met als laureaten: Dr. Jean-Jacques Malemba, Dr. Joseph Bodi en Dr. Catherine Ali-Risasi.
Dr. J-J. Malemba verdedigde zijn thesis in 2013 getiteld “La polyarthrite rhumatoide en milieu congolais: profils épidémiologique, phenotype et immunogénétique” met promotor  Prof. Jean-Marie Mbuyi-Muamba (alumnus van KU Leuven) et copromotor Prof. René Westhovens. Dr. J-J Malemba is ondertussen zelf promotor van een nieuw doctoraat in het domein van de rheumatologie.  Dr. P. Lebughe bereidt een werk voor over spondylitis ankylosans in Congo, een doctoraat dat door de Alumnivereniging ondersteund wordt.
De twee andere laureaten verdedigden hun doctoraal proefschrift in december 2015.

 

Dr Joseph Bodi, UNIKIN 12 december 2015

Dr. Joseph Bodi is kinderarts en werkleider aan de medische faculteit van UNIKIN. De titel van zijn thesis was “Profil immuno-génétique et facteurs de risque de la fièvre bilieuse hémoglobinurique (FBH) chez l’enfant autochtone vivant dans la ville Kinshasa”, met Prof. Jan Verhaegen als zijn Leuvense promotor. Copromotoren waren: Prof. Dr Tshibassu Manyanga (alumnus KU Leuven) en Prof. Nsibu Ndosimao.

De “Fièvre Bilieuse Hémoglobiinurique (FBH)” of zwartwaterkoorts is een ernstige complicatie van malaria met beschadiging van de rodebloedcelmembraan en zware hemolyse.  Hierdoor circuleert hemoglobine vrij in de bloedbaan en komt, na filtratie ter hoogte van glomeruli,  terecht in de urine wat aanleiding geeft tot een zwarte tot donkerrode verkleuring. Heemproducten afkomstig van hemoglobine kunnen tubulaire necrose veroorzaken.  Zwartwaterkoorts is dan ook de belangrijkste oorzaak van acute nierinsufficiëntie bij kinderen in Congo.
De meest waarschijnlijke verklaring is een autoimmuunreactie veroorzaakt door een interactie tussen Plasmodium falciparum en quinine.
Zwartwaterkoorts kwam klassiek voor bij Europeanen die nog onvoldoende immuniteit opgebouwd hadden tegen Plasmodium falciparum, en bij een malaria-aanval quinine namen. Maar het komt ook voor bij autochtone kinderen die al een zekere immuniteit ontwikkeld hebben. Zwartwaterkoorts bij kinderen in Kinshasa was het onderwerp van het doctoraat van Dr. J. Bodi.
Dr.J.Bodi onderzocht de mogelijkheden om op een brede schaal, en goedkoop, hemoglobinurie vast te stellen bij kinderen.  Hij onderzocht verschillende risicofactoren die geassocieerd zijn zwartwaterkoorts evenals genetische factoren die bij sommige kinderen de kans op zwartwater koorts zouden verhogen. Zoals bij volwassenen was er een significante associatie met de inname van quinine.

 

Dr. Cathy Ali-Risasi,  Universiteit Gent 8 december 2015

Dr Cathy Ali-Risasi werkt als enige anatomopathologe in het Hôpital Général Provincial de Référence de Kinshasa (het vroegere Mama-Yemoziekenhuis) en verdedigde op 8 december haar thesis aan de Universiteit van Gent onder promotorschap van Prof. Marleen Praet; copromotor waren Prof. Marleen Temmerman en Prof. Davy Vanden Broeck. De titel van haar thesis was “Cancer of the Uterine Cervix among Women of Kinshasa, the Democratic Republic of the Congo: prevalence, cofactors and the Human Papillomavirus”. Zij was tweemaal in Leuven voor een ‘stage de perfectionnement’ in het laboratorium van anatomopathologie (Prof. B. Van Damme)  en de dienst gynecologie (Prof. W. Poppe). Haar onderzoekswerk werd uitgevoerd in Kinshasa en UGent.  Het werk werd gesteund door VLIR-UOS, de Belgisch Technische Coöperatie (BTC), Leerstoelen voor Jonge Academici Leuven en onze Alumnivereniging.

Baarmoederhalskanker is de meest frequente kanker bij vrouwen in Sub-Saharisch Afrika. In de meeste gevallen is baarmoederhalskanker het gevolg van een infectie met het Human Papillomavirus (HPV). Bij de meeste vrouwen is een HPV infectie transient; bij sommigen gaat een infectie echter gepaard gaan met een maligne ontwikkeling van het cervicale epitheel. Alhoewel de mortaliteit t.g.v. baarmoederhalskanker in Westerse landen teruggedrongen werd door vroegtijdige opsporing van (pre)cancereuse letsels, staat screening in Afrika nog in de kinderschoenen. Nieuwe ontwikkelingen in de detectie van hoog-risico Human Papillomavirussen kunnen screening in de toekomst gemakkelijker, en hopelijk ook goedkoper, maken. Vaccinatie tegen hoog-risico HPV’s werd op kleine schaal op verschillende plaatsen in Afrika uitgevoerd. Maar men is nog ver verwijderd van een veralgemeende vaccinatie.

Het doctoraatswerk van Dr. C. Ali-Risais situeert zich in de methodologie voor vroegtijdige detectie en de epidemiologie van (pre)cancereuse letsels. In een inleidend hoofdstuk wordt een analyse gemaakt van wat vrouwen weten en doen in verband met cervixkanker (knowledge, attitude, practice, KAP). De prevalentie van (pre)cancereuse letsels werd onderzocht bij vrouwen met een HIV-positieve en HIV-negatieve serologie en de associatie ervan met een serie risicofactoren en de aanwezigheid van hoog-risico HPV’s.
Zij vond dat HIV-positieve vrouwen een 8 x hoger risico hebben om (pre)cancereuse letsels te ontwikkelen. De types HPV die geassocieerd  zijn met (pre)cancereuse letsels zijn in Kinshasa verschillend met deze die in andere continenten beschreven werden.  Dit kan belangrijke implicaties hebben voor toekomstige vaccinatieprogramma’s.

Het onderzoek wordt nu verder uitgebreid naar rurale gebieden in Congo, met introductie van ‘self-sampling’ technieken en HPV-DNA detectie.